Het in de provincie Nayarit gelegen dorpje San Francisco, dat door de Mexicanen zelf liefkozend (om voor mij onbegrijpelijke redenen) San Pancho wordt genoemd, was niet wat ik ervan verwachtte. Onderzoek had me tot de conclusie gebracht dat San Pancho een méér dan idyllische plek op aarde (denk zon, zee, wit strand, koud bier, palmbomen, loungende locals, kokosnoten, etc.) moest zijn. Het paradijs is misschien wat overdreven, maar het zou er toch zeker in de buurt moeten komen..
Dat droombeeld klopte niet met de werkelijkheid.
Het hostel werd niet bemand door een loungende local, maar door een kanariestonede Argentijn met een zeer vage beenblessure, die hem, zo zei hij zelf, de komende tijd hier wel (gevangen?) zou houden. Er moest eerst een reportoir aan techno beluisterd worden voordat Argentijn Fernando de kamersleutel kon overhandigen. En waarom ik toch zo vreemd keek, vroeg hij, was ik soms ziek of zo?
Maar goed! Kamer was gefixt (en ook best prima trouwens), nu alleen nog iets eetbaars vinden. Buiten wel te verstaan. Stiekem had ik het liefst als een couch potato op de bank geploft, want het goot van de regen.
Maar dat doe je natuurlijk niet, want je bent op reis! Er zijn dingen om te ontdekken! En dat arme dorpje kon zelf natuurlijk ook niets aan die stortregen doen, het ligt tenslotte midden in de jungle, dus wat verwacht je? Het stromende water zorgde er helaas wel voor dat het opgestapelde vuil, dat normaliter in ieder geval redelijk netjes opgestapeld lag (zo stel ik me dat voor tenminste), zich nu als een fanfare door de straten bewoog.
Colablikjes, lege plastic zakken, etensresten, en god knows what, stroomde langs mijn voeten. Een solide riolering was er (begrijpelijk) niet, en ik zag vanuit mijn ooghoeken van alles wegschieten in de schaduw. Dan maar mijn heil zoekend op de stoep bleek ook geen goed plan. Ik werd er bijna gegrepen door een enorme krab, die blijkbaar honger had gekregen van de rioollucht.
Pizza leek een veilige optie, maar echt genieten kon ik er niet van. Ik kon alleen maar denken aan ongedierte en had overal kriebel.
Laat ik hier enige nuance aanbrengen: later bleek (zoals ik ook schreef in mijn blog over Mexcaltitan) dat de jungle überhaupt niet zo mijn ding is. De beestjes, de überhoge luchtvochtigheid, die bakken met regen (die op zijn beurt nog meer bakken met beestjes aantrekt), was niet mijn idee van Utopia.
De volgende ochtend zou ik ontdekken dat het paradijselijk witte strand dat ik voor ogen had, bezaaid was met afval en dode stukken vis. Lokale vissers staarden verveeld naar hun dopper en een groepje Amerikaanse joint-rokende surfers hing zo mogelijk nog verveelder in hun hangmat. Het allerallerspannendste was nog wel het krokodillenbord (op de coverfoto). Het lijdend voorwerp was echter in geen velden of wegen te bekennen.
Terug naar het hostel lopend kon ik (in daglicht) niet alleen het afval duidelijk onderscheiden maar ook de uitwerpselen van allerhande species. Mens, dier, en alles daar tussenin, you name it, ik durf het je op een blaadje te geven, ik heb het er gespot.
Tijd dus om San Pancho te laten voor wat het was en (uitgezwaaid door Fernando) op naar Puerto Vallarta!😊
Ik blogde eerder over Mexico in Zonsondergang vanaf de 44e verdieping in Mexico City en Leven in het moeras in Mexcaltitan.
Één reactie Voeg uw reactie toe