Skopje is bizar en intrigerend. Ik arriveer er samen met mijn nieuwgemaakte Japanse vriendin Satoko met de bus vanuit Kosovo. Het is van dat druilerige weer, dat de Oostbloksfeer die er hangt niet ten goede komt. Alles is grijs. Inspiratieloos. Onze gekleurde regencapes lijken het enige lichtpuntje.
Voor nu scheiden onze wegen hier. Satoko gaat op z’n Japans de highlights van de stad in een paar uur bezoeken; morgen zal ze alweer terugvliegen naar Tokyo. Ik heb nog een paar dagen de tijd en besluit het daarom iets rustiger aan te doen.
–^-^–
De weg naar mijn hostel heb ik (zoals vrijwel altijd) onderschat. Allstars zijn niet zo comfortabel als wandelschoenen en een volgestouwde backpack is zwaarder dan een mueslireep in je binnenzak. Zo blijkt wederom.
Aangekomen in mijn hostel ontmoet ik het Jean-Pierre, het prototype van de reizende Fransman, inclusief baardje, zangerig Engels accent en een kapotte motor. Hij reist het fruit achterna, zo vertelt hij me. En dat bedoelt hij letterlijk. Hij plukt over de hele wereld fruit. Sinaasappelen, appels, bessen, hij is er allemaal van. ‘En dat is echt nog niet zo eenvoudig als het lijkt’, verzekert hij me. ‘Je moet heel goed weten wat je doet.’
Jean-Pierre is in Skopje gestrand nadat z’n motor het heeft begeven en hangt hier nu een week of vier rond. Hoe hij nog niet gestorven is aan saaiheid is me een raadsel. Voor zover ik heb kunnen beoordelen is hier niet bijzonder veel spannends te doen. Jean-Pierre is vastbesloten me het tegendeel te bewijzen en neemt me die middag mee op sleeptouw door de stad.
Onze eerste stop is de Old Bazaar, ofwel de markt, waar werkelijk álles verkocht wordt. Eten, drinken, kleding, keukengerei, souvenirs en héél veel gereedschap. Jean-Pierre moet een specifiek moertje hebben voor z’n motor en met behulp van een vriendelijke koopman vindt hij het binnen vijf minuten in een ogenschijnlijk ongestructureerde hoop van schroefjes, moertjes en boutjes. Je begrijpt, ik ben behoorlijk onder de indruk.
De volgende bestemming is Fort Kale, waar we een allerliefst klein hondje ontmoeten. Ik kriebel ‘m achter z’n oren en op z’n buikje. Hij likt tevreden m’n hand, wat Jean-Pierre een walgende blik op z’n gezicht bezorgt. ‘Is full of germs!’, zegt hij verontwaardigd met z’n Franse accent. Ach maak je niet druk, denk ik. ‘Van een beetje bacteriën ga je niet dood hoor’, zeg ik. ‘Nee, maar van rabiës misschien wel’, antwoordt hij. Oké goed punt, denk ik, en laat het lieve hondje met een kluit gras spelend achter.
Vanaf het fort kijken we uit over de Vardar rivier. Onderweg kwamen we handjes vol uit proportie-zijnde beelden tegen. Allemaal van stoere mannen op te kleine paarden. Het weer is inmiddels wat opgeklaard en tezamen met een beginnende schemering valt er een aangename rust over de stad. Hier en daar valt m’n oog op een té scherp licht, een té gekleurd gebouw of een té vervormd beeld, maar al met al is het een aangenaam tafereel.
‘En?’, vraagt Jean-Pierre, als we langs de rivier richting het hostel teruglopen. ‘Het is hier bijzonder, toch?’ Bijzonder. ‘Tsja, bijzonder is het hier inderdaad’, moet ik toegeven.
Ik bezocht Skopje als onderdeel van een reis door de Balkan, waarin ik ook Bosnië en Herzegovina aandeed, een Via Ferrata beklom in Kosovo en een Grand Tour maakte door Montenegro. In Bosnië en Herzegovina blogde ik over het Bjelašnica gebergte en Mostar. Mijn nieuwgemaakte Japanse vriendin zou ik nog geen half jaar later weer zien toen ik haar opzocht in Tokyo.❤
4 reacties Voeg uw reactie toe